Agressie
Ik loop in de Albert Heijn en luister muziek van mijn Ipod. Ik ben redelijk goedgemutst om dat alles meezit. Nadat ik gezocht heb in een flink aantal zakken vind ik het muntstuk van 50 eurocent voor het winkel wagentje.
Ondertussen begint Stevie Ray Vaughan te schreeuwen dat de hemel aan het huilen is. Al swingend doe ik een stap achteruit, ik stap op de tenen van een zeer aantrekkelijke blonde dame van pak hem beet een jaar of 32. Ze kijkt mij vernietigend aan. Ik kijk onschuldig terug en mompel muts.
Een beetje te dikke man gekleed in joggingpak met verkeerde gympies van dezelfde leeftijd als de aantrekkelijke dame komt agressief op mij af. Hij maakt zich breed en roept iets tegen mij.
Ik vind dat dit het moment is om de dopjes van de IPod uit mijn oren te halen.
Hij doet twee stappen naar voren en ik denk "eerst het strottenhoofd en dan zijn ballen, wanneer hij in mekaar zakt schop ik hem tegen zijn hoofd."
Mijn therapeut zit op mijn schouder en roept heel hard, waarom?
Ik denk, ja waarom. Dus ik zeg, wat is er nou? Ondertussen trekt de aantrekkelijke jongedame aan de iets wat te dikke man "niet doen Willem, hij is het niet waard".
Met een geroutineerd gebaar schudt hij de aantrekkelijke jongedame van zich af. Je was ontzettend onbeschoft tegen mijn vrouw. En hij doet nog een stap naar voren.
Ik blijf staan. Ik zei alleen maar "muts"! Ja dat wel maar je zei het op een manier...
Ik realiseer me dat ik het waarschijnlijk geschreeuwd heb. De IPod stond nogal hard...
Mijn agressief vloeit de aarde in. Ik steekt hand uit en zeg " sorry, mijn fout". Het angstige kleine meisje, waarvan ik vermoed dat het zijn dochter is en de aantrekkelijke dame kijken mij dankbaar aan. I
k zie zijn agressief in rook opgaan.
Wij schudden handen en lopen door.
De therapeut op mijn schouder glimlacht tevreden.
Toneeltekst
01. Gedachten druipen door mijn hoofd, je komt er aan en ik denk waarom, waarvoor. Ik heb je niets gevraagd. Ik ben slechts te gast. Een object zonder keuzes.
02. Toen ik je zag staan ... ik weet het niet. Toch moest ik naar je toe. Verloren als ik was.
01. Verloren hoe en waar. Elke keer, elke keer! Als ik je tegen kom ...
02. Ja dan gebeurt het.
01. Jij laat het gebeuren, iedereen heeft een keuze, ook jij. En ik snap niet waar om. Het kan niet het mag niet en ik wil het niet.
02. Je hebt gelijk, als je wegloopt, straks.
01. Wat!
02. Dan wil ik het ook niet. En toch ga ik terug.
01. Je kan altijd ophouden. Niemand zegt dat het moet. Gewoon ophouden. Je zelf zijn, en in de spiegel kijken.
02. De spiegel vertelt wat ik wil horen. Niet wat ik moet weten.
01. Onzin, complete onzin. Als iemand de waarheid vertelt dan is het wel de spiegel. Liegen is een gezelschapsspel. En niet een stom kaartspel wat je in je eentje kan spelen.
02. Ik speel nooit alleen, hoogstens tegen me zelf. Bij elke kaart die ik draai, verwacht ik de dood.
01. De dood zou voor jou een mooi nieuw begin zijn. Maar waarschijnlijk trek je een zwaard.
02. Opgehangen worden om opnieuw te beginnen. Dat lot wacht ons allemaal. Ook jij zal ondersteboven bungelen. En langzaam afsterven. Je hebt niet het eeuwige leven. Jouw lot is de eeuwige dood. Branden zal jij.
01. Daar gaan we weer. Mea culpa, mea maxima culpa. Het vagevuur is mijn thuis. Ik hoor bij de lang gestraften.
02. Volgens Johannes, is het nieuwe Jeruzalem alleen voor de 144.000. En volgens mij draag jij het getal van het beest met je mee.
01. Ik ben het beest. Ik heb jou gecorrumpeerd. Zes, maal zes, maal zes, heb ik jou bezeten.
02. Dat denk je maar, ik ben vrij. Totaal vrij. Elke keuze is van mij.
01. Trekvogels vliegen heen en weer. Hamsters verzamelen. En jij stapelt gelijk, op gelijk.
02. Zit jij in de jury dan?
01. Spiegels, gebroken spiegels. Splinters en fragmenten geven elke keer een stukje waarheid. Maar jij, jij ziet alleen de scherven.
02. Lekker verhaal.
01. De enige reflectie die jij ziet in de scherven, is je eigen wanhoop. Verlopen en verneukt aangetast door drank en nicotine, huil jij alleen nog maar je bedachte tranen. Want wat is er werkelijk.
01. In ieder geval maakt het zelf uit!
02. Denk je nou echt dat alles wat jij bedenkt, waar is?
01. Je volgelingen en discipelen kunnen alleen maar knikken. Je bedelt voor een aalmoes bij de rijken. En de zwakken pers jij uit voor hun laatste stuiver.
02. Ik geef niets om geld.
01 Ondertussen seks sublimerend met Oedipus. De ledigheid en het duivels oorkussen laten een slijm spoor achter als je loopt.
02. Je vergelijking gaat niet op. Oedipus wist niet dat hij zijn vader vermoordde. En zijn moeder had hij nog nooit gezien. Het enige wat voor hem telde was de overwinning.
01. Dat is precies wat ik bedoel. Maar ja, als je orakelt wordt het nooit begrepen. Mea culpa, mea maxima culpa.
The thrill is gone.
BB King scheurt uit de boxen,
het ruikt naar terpentijn en olieverf.
De dromen zijn gestold tot beelden.
Mijn tranen vergoten bij jou. Drie keer gebroken.
Drie keer opgestaan. Zelfs de dood, voor het moment bedwongen.
Levend hout dat bloeit in de lente.
Sterven zal ik, branden zullen wij in de herfst.
Dood hout is het laatste van het leven. Warmte voor ons gebroed verschaffen, is onze toekomst.
Lazurus
Dood genoeg gegaan om voor altijd lazararus te zijn. Leven, een gestadig sterven.
Schuld.
Het is licht, en de schuld kleeft aan mij. Verloren loop ik in het niets. Verblind, bloedend en verlaten sta ik schuldig te kijken hoe de zon op komt. Het gras knabbelt aan mijn voeten. Er staat een boom, zijn takken waaien dreigend mijn richting uit. Er is geen rust. Ik moet door, verder. Ergens staat een kruis van blauw staal, waar ik mijn woede op kan spijkeren, een afgrond waar ik in kan kotsen.
Een goede herinnering.
Zwetend, mopperend en tierend ga ik door mijn huis. Ik ben mijn portemonnee kwijt. Ik heb hem vast verloren, al mijn bankpasjes zitten er in. Mijn God, nu heb ik het voor elkaar. Stomme zak.
Voor mijn geestesoog verschijnt mijn ex-vrouw Coby, ik huiver.
Ze zegt "Waar heb je hem voor het laatst gebruikt?"
Deze keer draagt de verschijning mij geen kwaad hart toe. Ik weet in eens waar de portemonnee is.
Boos
Ik ben weer eens pisnijdig, woedend. Ik zie niets, alles is een waas. Ik ren de gang in. De donkerblauwe deur van de wc doemt voor mijn ogen op. Ik sla er een gat in. Mijn vuist bloed. Ik begin te schreeuwen.
Je lijkt op al mijn ex-vrouwen.
Ze schreeuwt wat terug, maar ik hoor haar niet. Ik geef nog een klap op de wc deur, weer een gat. Ze komt naar mij toe en ik heb de neiging om haar te slaan. De kinderen zijn nu ook wakker, misschien is de hele buurt van wakker. Het is laat, misschien wel te laat.
Donderstraal op teef, of ik sla je op je bek.
Ze loopt weg. We zijn dronken. De mist in mijn hoofd wordt minder. Er druipt bloed van mijn hand op de vloer. Ik loop weer terug achter haar aan naar de woonkamer. De bloeddruppels trekken een spoor op de blauwe gang vloer. Kleine rode eilandjes in een onmetelijke blauwe zee.
Ik sta in de deuropening, ze zit op de bank kwetsbaar in zichzelf gekeerd.
Ik schreeuw. Je lijkt mijn moeder wel!
Nu wordt ze boos. Ik ben niet je ex vrouwen, ik ben niet je moeder!
Ik zeg niks, ze heeft gelijk.
Dan schenkt ze nog wat in. Het zoveelste glas. Ze schudt de fles. Hij is leeg. Ze pakt mijn glas en giet de helft van haar glas in mijn glas.
Het verzoenende gebaar dempt mijn woede. Ik ga zitten.
Ze rolt zich op, de rug naar mij toegekeerd.
Lakens gedroogd in de zon.
Alleen mijn neus is koud, die steekt uit boven de dekens. Ik ruik de wind en de zon in de lakens.
Vertrouwde geluiden klinken uit de keuken beneden. De geur van warme sinaasappelsap met suiker prikkelt mijn neus. Vol verwachting hunker ik naar haar aanraking, ik weet dat ze zo naar boven komt. Met een glas vol warme zoete sinaasappelsap. Ze zegt dan, “daar slaap je lekker opâ€.
Dit beeld uit mijn jeugd raak ik nooit meer kwijt. Iedere keer als ik lakens gedroogd in het zonlicht ruik dan komt ze langs, mijn tante. De zachte hand die teder door mijn haren strijkt. Ze stopt me toe en zegt welterusten. Bemind val ik inslaap.
Het goddelijke Koppel.
Ik weet nog dat we samen in bed lagen. In elkaar gevouwen, verenigd als één. Jij was ik en ik was jij. In slaap vallen en wakker worden, meedraaiend in de nacht. Er zat geen licht tussen. Wij waren het licht. Het goddelijke koppel.
Slordig werden wij op een ochtend wakker, opgenomen en mee gevoerd door de chaos van de dag.
Ons bed te klein voor onze ambities. Toen een metamorfose van Janis naar Kali en Narcissus.
Gescheiden, verdronken kijk ik terug. Gelaafd in bloed, wiet en alcohol.
Onze kinderen, verwrongen en verweesd, spoelen aan op het strand van de nacht.
Ik weet nog dat ze samen in een bed lagen.
Expositie.
Ze hing naast me. Portretten en landschappen met een kleur gebruik als een fruitmand instaat van ontbinding. Direct en depressief, met wat ze later noemde haar eigen perspectief. Ik zag het gelijk, geen opleiding, geen voorstudies, geen schetsen. Gewoon schilderen, gelijk beginnen.
Mijn schilderijen, bedacht en met een beperkt kleur gebruik. Alles precies op de goede plaats. Magisch realisme dat was de stroming waar toe ik mij bekeerd had. Salvador Dali mijn grote voorbeeld. Ik ging naar haar toe, we lachte verlegen.
De droom begon. Verloren was ik.
Mea culpa, mea Maxima culpa.
Het atelier is zon overgoten, wij zijn samen aan het werken, zo ontzettend samen. Je kreeg toen nog gewoon les. Ik leerde je hoe je een palet moest samen stellen. Perspectief en positie van het onderwerp.
Mijn therapeut zei deze vrouw lijkt in ieder geval niet op je moeder. Jou therapeut zei, je bent er niet klaar voor.
De meeste schilderijen die ik maakte in die tijd heb ik kapot geslagen. Automutilatie bij Proxy. Mijn onvermogen om jou te begrijpen maakte mij stapelgek.
Mea culpa. Mea maxima culpa.
Haring in tomaten saus.
Ik ruik terpentijn, verf en sigarettenrook, het is doodstil in het atelier. De kanarie zingt af en toe naar het zonlicht. Jij zucht, als het moeilijk is.
Geen tijd, geen mens, alleen maar het stugge doek en de weerbarstige verf. Ik verander Cor mijn model in een Judas. Jij schildert je zelf zittend op een kruk in de zee.
Ik spoel mijn penselen uit en zeg, wil je ook wat eten? Brood met Haring in tomatensaus.
De telefoon jengelt. Mijn ex, ik moet onmiddellijk komen.
Aangekomen zie ik haar zitten in de woonkamer, onder het bloed, ze heeft haar pols door gesneden.
Waar is ons kind? Die ligt boven te slapen. Ik ga kijken, ze is ongedeerd. Als ze verbonden is bel ik de ziekenauto.